Op 14 juni 2011 informeerde minister van Infrastructuur en Milieu Melanie Schultz van Hagen de Tweede Kamer per brief over haar nieuwe programma Beter Benutten. Doel van dit programma is om op “een innovatieve wijze te komen tot een verbeterde benutting van onze bestaande netwerken”, aldus de minister. Voor de uitvoering stelde ze eind vorig jaar een speciale programmadirecteur aan, Jan-Bert Dijkstra. NM Magazine zocht hem op om te praten over de achtergrond, de aanpak en het proces van Beter Benutten.
Jan-Bert Dijkstra geeft per 1 januari 2011 leiding aan de nieuw gevormde directie Beter Benutten. We spreken hem in zijn werkkamer aan de Plesmanweg in Den Haag en vragen hem allereerst waar we zijn directie organisatorisch moeten plaatsen. “We zijn onderdeel van het nieuwe directoraat Bereikbaarheid”, legt hij uit. “Binnen dit directoraat zijn nu tijdelijk vijf directies: vier lijndirecties en onze programmadirectie. De opdracht die we hebben meegekregen, is voor de duur van de kabinetsperiode. Michèle Blom [plaatsvervangend directeur-generaal Bereikbaarheid – red.] is de directe opdrachtgever.”
De bedoeling is dat de directie de lijnen van Beter Benutten uitwerkt, maar het ‘benuttingswerk’ zelf zal met name in de regio’s gebeuren. De programmadirectie zal verder nauw samenwerken met het Platform Slim Werken Slim Reizen.
In de vorige uitgave van NM Magazine spraken we Lodewijk de Waal. Hij merkte al op dat zijn platform en jullie programma samen optrekken om uitvoering te geven aan ‘benutten’. Hoe verhouden jullie je precies tot elkaar?
“De banden houden we zo nauw mogelijk: ik ben bijvoorbeeld bestuurslid van het Platform Slim Werken Slim Reizen. Maar het echte samenwerken vanuit het programma Beter Benutten richt zich op specifieke regio’s en projecten. Kijk, het platform is landsbreed bezig het nieuwe werken en het nieuwe reizen te stimuleren. Dat is een goede ontwikkeling, dus die beweging willen we doorzetten. Wat wij met het programma Beter Benutten doen, is specifiek inzoomen op een aantal regio’s die economisch van groot belang zijn voor Nederland, waar de spitsdruk groot is en daarbinnen nog eens op de hele drukke corridors. Voor zo’n corridor treffen wij een samenhangend pakket aan maatregelen. Daar kunnen ook resultaatgerichte afspraken met werkgevers en werknemers onder vallen. Als er iets op dat gebied wordt verwacht, staat het Platform aan de lat om er invulling aan te geven. Maar de gebiedspakketten waar wij ons op richten, zijn breder.”
De minister heeft op 14 juni een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over het programma Beter Benutten. Het is eigenlijk voor het eerst dat benutten zo specifiek in een formele brief aan de orde is gekomen. Hoe komt dat?
“De grote structurele knelpunten kun je alleen robuust aanpakken door gerichte uitbreidingen van de infrastructuur. Maar steeds meer wordt ingezien dat we de infrastructuurinvesteringen die we al hebben gedaan, onvoldoende uitnutten en dat daarmee de return on investment hiervan – zeg maar de economische baten die we ermee behalen – suboptimaal is. Aandacht voor het beter gebruiken van wat we hebben, kost relatief weinig en levert relatief veel op. Zeker in tijden van versobering moet je kijken hoe je de bestaande infrastructuur beter kunt gebruiken. ”
Hoe belangrijk is de politieke aandacht voor benutten?
“Erg belangrijk. Het is een politiek signaal waarmee we duidelijk maken: het is ons ernst om naast bouwen met beter benutten snel verbeteringen aan te brengen in de bereikbaarheid.”
Hoe zou je het programma kort kunnen omschrijven?
“We willen flexibeler omgaan met onze infrastructuur en het gebruik ervan optimaliseren. Landelijk gaan we aan de slag met onder meer het verruimen van de openingstijden van spits- en plusstroken. Maar speerpunt worden de gebiedspakketten waar ik het al over had. Voor de regio’s Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden, Utrecht, Brabant, Arnhem-Nijmegen en Maastricht gaan we maatregelen op maat treffen. Samen met onze partners. Want wij nemen onze verantwoordelijkheid, maar verlangen ook een bijdrage vanuit de regio en van werkgevers en werknemers. Dat past bij het coalitieakkoord: neem je eigen verantwoordelijkheid, ook als bedrijf of burger.
De focus van het programma Beter Benutten ligt op deze kabinetsperiode. Dat zal ook een belangrijke weging zijn bij het beoordelen van projectvoorstellen: aantoonbare, kosteneffectieve bereikbaarheidseffecten realiseren op de korte termijn.”
Hoe wordt die samenwerking in de regio’s georganiseerd? Hebben jullie al een beeld van de overlegstructuur bijvoorbeeld?
“Ja. Voor de regio’s zullen we gebruikmaken van het bestaande gremium dat ook de voorbereiding op het MIRT [Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport – red.] doet. Er komen dus geen nieuwe, aparte of parallelle overlegstructuren. Dat is allereerst efficiënter: je ziet anders door de overleggen het bos niet meer. Maar zo zorgen we er ook voor dat de relatie met bouwen behouden blijft.”
Duidelijk. Zojuist zei je dat je ‘aantoonbare effecten op korte termijn wil’. Het bepalen van de effecten van benutten is geen gemakkelijke opgave. Hoe gaan jullie dit doen?
“We hebben sinds kort de Beleidsafweging Systematiek Benutten, een nieuwe methodiek voor kosten-batenanalyses van benuttingsmaatregelen. We hebben het niet over kosteneffectiviteit berekenen tot drie cijfers achter de komma, maar je krijgt wel inzicht in de kosten en de effecten. Dat gaan we ook meenemen in het bepalen van de pakketten.
De return of investement op dit type maatregelen is gelukkig over het algemeen heel goed. Soms ligt de KBA-ratio [Kosten Baten Analyse – red.] op 2 en voor sommige projecten komt dat op 4, 5, 6 of zelfs 7. Dat is veel! Eén euro investeren en tot zeven euro terugverdienen. Ook de terugverdientijd is relatief kort. Investeringen in infrastructuur halen zelden een dergelijke ratio.”
Daarmee heb je mooie argumenten om bestuurders mee te krijgen.
“Zeker. Wij leggen die argumenten graag op tafel. Stop je 100 miljoen in één wegproject of investeer je in meerdere benuttingsprojecten?”
Een uitdaging waar je met benutten en mobiliteitsmanagement tegenaan loopt, is hoe je het gedrag van bedrijven en weggebruikers kunt veranderen. Als ze echt zo’n hinder zouden ondervinden van die dagelijkse files, waarom reizen ze dan niet al buiten de spits bijvoorbeeld?
“Dat heeft denk ik vooral te maken met het spanningsveld individueel en collectief. De overheid spant zich in voor het publieke belang, maar individueel maken mensen toch hun eigen afweging. En dan heb je al snel dat je gewoontegetrouw meteen na je ontbijt de auto instapt. Dat speelt door naar de bedrijven: die bestaan ook uit allemaal individuen die zo’n zelfde gewoontegedrag hebben. En tja, naar je werk reizen doe je in je eigen tijd, dus een werkgever voelt die urgentie misschien ook minder dan we zouden hopen.
Met onze pakketten zetten we erop in dat te doorbreken. Door het drukke verkeer met verkeersmanagement zo soepel mogelijk over de weg te leiden én door een specifiek aantal mensen uit de spits te houden. Als we het bewustzijn bij een paar procent maar kunnen vergroten, ben je er al: één procent minder verkeer is tien procent minder file!”
Is er een trigger om de bijdrage van bedrijven te vergroten?
“Je ziet al goede voorbeelden, zoals de Verkeersonderneming en Slim Bereikbaar voor de A15 of Verder voor Utrecht. Als er inderdaad een bepaald aantal auto’s af moet om tot acceptabele reistijden te komen, kun je zakelijke afspraken maken met elkaar: quid pro quo [‘het ene voor het andere’ – red]. Dit zijn afspraken waarbij je elkaar helpt en samen aan het probleem werkt: ‘de overheden doen dit, de bedrijven zorgen dat er zoveel minder auto’s in de spits rijden.’ Het wordt een forse zoektocht, maar het is wel de inzet. Wij initiëren de aanpak voor specifieke corridors waar de reistijden momenteel slecht zijn, maar we het willen samen oplossen.”
Dan nog even over de regionale overheden. Het is een beetje dezelfde vraag als net over werkgevers en werknemers: als het probleem zo nijpend is, waarom hebben de overheden en wegbeheerders niet zelf al initiatieven genomen om het aan te pakken?
“Er gebeuren heel veel goede dingen in de regio’s, dus laten we kijken of we dat kunnen intensiveren, versnellen of aanvullen. Beter Benutten is de katalysator waarin verschillende partners in samenhang of samenwerking een stevige ambitie realiseren.”
Wat is daarbij de meerwaarde van het programma Beter Benutten?
“Een paar belangrijke punten. Allereerst de zakelijkheid: we gaan duidelijke afspraken met de partners maken en dat proces op bestuurlijk niveau volgen, in de volle omvang.
Verder is denk ik heel belangrijk dat we met ons programma integraal, multimodaal en op de reiziger gerichte samenhang kunnen toevoegen. Zie het als de coördinatie van alle verschillende inspanningen, die nu nogal eens naast elkaar in plaats van met elkaar oplopen. We hebben nu even stilgestaan bij gedragsverandering, maar ten minste zo belangrijk zijn slimme infrastructurele aanpassingen, voor locaties waar de capaciteit echt te laag is, en verkeersmanagement. Verder is de multimodale component een hele belangrijke. De ‘modaliteiten’ weg, openbaar vervoer, fiets en ICT-oplossingen als thuiswerken sluiten nu niet altijd goed op elkaar aan. Met het programma willen we dit verbeteren. Hierin passen multimodale knooppunten, inclusief P+R plaatsen, die de keuze- en overstapmogelijkheden voor de reiziger vergroten en de robuustheid van het mobiliteitssysteem versterken.
Naast die regionale aanpak voegen we een aantal landelijke lijnen toe. Ik noemde al het verruimen van de openingstijden van spits- en plusstroken. Maar samen met het ministerie van Financiën gaan we bijvoorbeeld ook bepalen wat je met fiscaliteit kunt doen voor mobiliteit.
We denken ook na over de rol die de markt kan spelen. Bijvoorbeeld op het gebied van reisinformatie: wat willen we zelf, wat zou de markt kunnen doen? En ook breder: kan de markt met slimme ICT-oplossingen een deel van het gezamenlijke probleem oplossen?”
Duidelijk. Tot slot nog even over de planning. Wat kunnen we de komende tijd verwachten? Welke concrete vervolgacties zijn gepland?
“De komende maanden gaan we eerst de gebiedspakketten samenstellen. We maken een ‘foto’ van het betreffende gebied: wat doen we eigenlijk al, wat staat er in de planning? Op basis daarvan gaan de regio’s samen met ons kijken wat er gedaan kan worden om de kwaliteit op de drukste corridors in het gebied te verbeteren. Daar wordt een bestuurlijk oordeel over gevraagd en dat moet uitmonden in een overeenkomst tussen Rijk, regio en bedrijfsleven. Om hierop vroegtijdig voor te sorteren worden de regionale processen getrokken door een vertegenwoordiger van de centrale overheid, de decentrale overheid en van het bedrijfsleven. Dit loopt al en de gebiedspakketten komen grotendeels nog dit jaar rond. We hebben dan de periode 2012-14 voor de uitvoering en daarna de evaluatie.”
De komende maanden zijn dus cruciaal. Nog een laatste oproep voor de regio’s?
“Ik zou zeggen: doe zo actief mogelijk mee. En vooral met een frisse blik. Een la opentrekken en met oude lijstjes aankomen, leidt niet tot het gewenste resultaat. We volgen een nieuwe aanpak – zakelijk, integraal en multimodaal. Dit programma Beter Benutten biedt goede kansen en gaat een behoorlijke stap verder dan in het verleden. Ik ben er daarom van overtuigd dat we hiermee het verschil kunnen maken!”