In de regio Twente is deelmobiliteit nog lang geen vanzelfsprekendheid. Toch is er wel behoefte aan alternatieven voor traditioneel openbaar vervoer en privéauto’s. Daarom heeft de regio het loket Deelmobiliteit opgericht. Die heeft recent een onderzoek gedaan naar de potentie van deelmobiliteit in Twente. De auteur Lotte Rijsman vat de belangrijkste resultaten samen.
Aan dit onderzoek hebben meer dan 2000 respondenten in heel Twente deelgenomen. Hoe kijken zij tegen deelmobiliteit in het algemeen aan? Een forse 85 procent is bekend met het concept. Ongeveer de helft van de respondenten vindt deelmobiliteit ‘positief’ en een kwart staat er neutraal in. Toch geeft maar 25 procent van de ondervraagden aan dat ze deelmobiliteit in het komend half jaar denken te gaan gebruiken.
Gebruik van de modaliteiten
We vroegen die groep hoe ze de deelmodaliteit willen gebruiken. Bij de deelauto komt het gebruik overeen met dat van een (tweede) privéauto: voor de wat langere afstanden, ook buiten de regio. Een deelscooter wordt gezien als ‘leuk en vlot’ en is mooi voor winkelen of andere uitstapjes in de buurt. De deelbakfiets is voor spullen vervoeren of om met de kinderen of honden op stap gaan. Interessant is dat deze modaliteiten alternatieven zijn voor privébezit. Idealiter zijn ze dan ook in de woonomgeving van gebruikers beschikbaar.
Voor de fiets ligt dat anders. Verreweg de meeste mensen hebben thuis een eigen fiets, waardoor de behoefte van deelfietsen in de buurt van huis minder groot is. Maar ‘op locatie’ zijn deelfietsen wel nuttig. In combinatie met het openbaar vervoer bijvoorbeeld, om vanaf een station naar werk te gaan.
Overigens blijkt het delen niet voor elke modaliteit even aantrekkelijk. Op een willekeurige deelfiets, -bakfiets of -scooter springen is geen probleem, maar een deelauto gebruiken is minder aantrekkelijk. Sommigen geven er de voorkeur aan om een auto alleen met bekenden te delen. Een community based deelauto zou dan een oplossing zijn.
Op een willekeurige deelfiets, -bakfiets of -scooter springen is geen probleem, maar een deelauto gebruiken is minder aantrekkelijk.
Wie zijn positief?
Voor Twente als geheel geldt dat met name de jongere doelgroepen, tot 40 jaar, en de hoger opgeleiden positief zijn over deelvervoer. Verder valt op dat de meer landelijke gemeenten, zoals Rijssen-Holten, bovengemiddeld positief zijn. Een mogelijke verklaring is dat in deze gemeenten de ov-voorzieningen ‘zuinig’ zijn. Als je dan geen privéauto bezit, is deelvervoer – vooral de deelauto – een aantrekkelijke optie.
Inwoners van Twente activeren
Nu zagen we al dat een positieve houding niet per se wil zeggen dat iemand deelvervoer wil gaan gebruiken. De positief gestemden zijn echter wel de groep waar op z’n minst kansen liggen. Hoe zijn ze warm te krijgen?
Volgens onze respondenten is de nabijheid van het voertuig (in de meeste gevallen: dicht bij huis) een voorwaarde. Dat betekent dat het aanbod omhoog moet. Wijken of buurten met relatief veel jongere of hoog opgeleide inwoners zijn daarvoor interessante locaties. Met probeeracties kan het gebruik worden gestimuleerd.
De nabijheid van het voertuig (in de meeste gevallen: dicht bij huis) is een voorwaarde.
Zichtbaarheid is ook een aandachtspunt. Deelfietsen en scooters vallen al goed op en zijn daardoor bekender bij Twentenaren. Mogelijk kunnen deelauto’s ook zichtbaarder worden gemaakt. Immers, (on)bekend maakt (on)bemind.
Overigens heeft die zichtbaarheid ook een keerzijde. Veel respondenten die neutraal of negatief zijn over deelvervoer, geven aan dat overlast en vandalisme daarvoor belangrijke redenen zijn. Deze overlast zal vooral van de deelscooter komen. Als deze overlast effectief wordt aangepakt, zal de houding van de Twentse inwoners verder verbeteren – en daarmee de potentie van deelvervoer.
____
De auteur
Lotte Rijsman MSc. is adviseur Mobiliteit bij Royal HaskoningDHV en nauw betrokken bij het loket Deelmobiliteit.
Het loket Deelmobiliteit is inmiddels uitgebreid naar heel Overijssel en de regio Stedendriehoek.