Begin oktober had ik de eer om het congres Urbanism Next Europe voor te zitten. Bijna 250 professionals uit meer dan twintig landen togen naar het altijd sfeervolle Krasnapolsky Hotel in Amsterdam en deelden in de drie dagen van het congres hun onderzoeken, best practices en visies. Thema: de stad van de toekomst en de invloed van technologie. Alles kwam voorbij, van zelfrijdende auto’s en mobiliteitshubs tot e-commerce en vastgoedontwikkeling.
Het was voor het eerst dat dit congres voet aan Europese wal zette, na een succesvolle serie in de Verenigde Staten. De overtocht hebben we met een team van TNO, AMS Institute, Oregon University en TU Delft mogelijk gemaakt, met als belangrijke motivatie dat het congres zo prettig multidisciplinair is. De uitdagingen van onze steden vragen nu eenmaal om een holistische blik en samenwerking binnen expertisegebieden, in de wetenschap en de praktijk, en vooral ook daartússen. Stedenbouw en ruimtelijke inrichting kan niet zonder mobiliteits- en logistiekexpertise en vice versa.
Hoewel het een duidelijke functie heeft dat elke discipline z’n eigen vakbladen, congressen en netwerken heeft, is het belangrijk dat we juist ook tussen die silo’s ruimte bieden om te leren van elkaar en over onze eigen muren te kijken. Dat gaat alleen niet vanzelf. In de twintig jaar dat ik meedraai in academia was dit, let wel, het eerste congres waar zes faculteiten van de TU Delft vertegenwoordigd waren: Technische Bestuurskunde, Werktuigbouwkunde, Civiele Techniek, Bouwkunde, Industrieel Ontwerpen en Lucht & Ruimtevaart. In Delft zijn we met deze faculteiten aan de slag om een gezamenlijke visie op de toekomst van mobiliteit te ontwikkelen, onder aanvoering van wat we hier The Mobilizers noemen, geselecteerde mobiliteitsonderzoekers van de respectieve faculteiten.
Maar het congres had voor mij nog een gouden randje: meer dan veertig Master-studenten van verschillende studierichtingen en universiteiten hadden de kans gekregen, met steun van het Delftse Transport & Mobility Institute, om mee te doen aan het driedaagse congres. Op veel van dit soort ‘high end’ congressen vallen ze buiten de boot, maar hoe kunnen we over de toekomst van in dit geval de stad praten zonder de nieuwe generatie erbij te betrekken? Zij zijn de planners, ontwerpers én bewoners van de toekomstige stad!
Het was mooi om te zien dat ze in alle discussies actief betrokken waren en werden. Niet alleen om de mogelijkheden van technologie optimaal te benutten, maar ook om stil te staan bij het waarom. Te vaak is er eerst technologie en wordt er daarna een toepassing voor verzonnen. Maar het moet natuurlijk andersom: welke doelen streven we na – wat willen we met de stad? – en hoe kan technologie ons daarbij helpen? Ik kreeg tijdens het congres het gevoel dat juist de jongere generatie, opgegroeid in een wereld met alleen maar technologie, die wat nuchtere afstand tot technologie prima weet te bewaren. Iets soortgelijks zag ik met het thema inclusiviteit: dat was juist populair onder de nieuwe generatie studenten.
Ik was dan ook om meerdere redenen tevreden met het congres. Er waren de vele inhoudelijke inzichten en conclusies. Er was de ervaring dat als we de waarde van nieuwe technologie maximaal willen benutten, we veel vaker buiten onze (domein)bubbel moeten kijken. Maar er was voor mij ook de vaststelling dat we kunnen bouwen op de nieuwe generatie. Laten we die dus actief blijven betrekken bij onderzoek én visievorming. Urbanism Next begint bij de Next Generation!
_____
Niels van Oort
Universitair hoofddocent OV en deelmobiliteit aan de TU Delft