______
Dit artikel hoort bij het thema-artikel ‘Big data in het mobiliteitsdomein’.
______
De Europese besluitvorming over de verplichte invoering van eCall is in de afrondende fase. Naar verwachting kan het systeem eind 2017 definitief live. Bij eCall draait het uiteraard om het redden van levens. Maar is er wellicht meer mogelijk met de eCall-data? Een vooruitblik.
De eCall-techniek zorgt ervoor dat auto’s bij een ongeval zelf contact opnemen met 112. Daarbij wordt automatisch een minimum set of data (MSD) doorgegeven, zoals de exacte locatie van het incident, tijdstip, de rijrichting, het voertuigtype en het brandstoftype. Bij een eCall, die trouwens ook handmatig in werking kan worden gesteld, zal er ook spraakcontact worden gemaakt via 112 en de meldkamers.
De snellere melding van een incident, compleet met de juiste gegevens, zullen voor een flinke efficiencyslag in de noodhulpketen zorgen. In Nederland zijn hiermee naar schatting tien levens per jaar te redden.
Aanpassingen
Voor het zover is, zullen overheden en marktpartijen de nodige aanpassingen moeten doorvoeren. De automobielindustrie zal vanaf de invoerdatum alle nieuwe voertuigen van eCall-apparatuur moeten voorzien. Van de mobiele operators wordt verwacht dat zij hun netwerken geschikt maken voor eCall. En 112 en de betrokken meldkamers dienen tijdig te worden ingericht voor het ontvangen en verwerken van de meldingen. Voor Nederland impliceert dat laatste een aanpassing van het 112-platform en een directe koppeling met het meldkamersysteem GMS (in de toekomst NMS). De meldkamers maken zich overigens wel zorgen over het mogelijke aantal valse meldingen. Het publiek zal door middel van een campagne moeten worden voorgelicht over het juiste gebruik van vooral de handmatige eCall-functie.
Meer baten?
Het redden van mensenlevens is natuurlijk waar het bij eCall om te doen is. Maar als Nederland een wat bredere toepassing nastreeft dan sec de Europese verplichting, zijn er ook doorstromingsbaten te behalen. Het enige wat daarvoor nodig is, is een koppeling tussen de meldkamers van eCall en de verkeerscentrales van Rijkswaterstaat. Met zo’n ‘directe datalink’ kan de wegbeheerder sneller een weginspecteur sturen of cameratoezicht inschakelen. Dit vermindert de verkeershinder na een ongeval en verkleint de kans op secundaire ongevallen. De toevoeging van ladinggegevens aan deze ‘incidentdatastroom’ zou ook de aanpak kunnen verbeteren van incidenten waarbij voertuigen met gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Daarom hebben de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Infrastructuur en Milieu gezamenlijk deelgenomen aan HeERO, een Europees consortium dat eCall-pilots organiseert. Ook 112, de meldkamer van Rotterdam-Rijnmond en de verkeerscentrales van Rijkswaterstaat waren betrokken. Bij de pilots ging het niet alleen om de techniek maar zeker ook om de functionaliteit en werkprocessen. In Nederland heeft Grontmij die proeven in opdracht van Rijkswaterstaat en de Landelijke Eenheid van de politie georganiseerd.
Meer data?
Behalve de koppeling met incidentmanagement zijn er nog andere eCall-uitbreidingen denkbaar. Interessant is dat automobielfabrikanten als BMW, PSA en Volvo al eCall-achtige diensten aanbieden, waarbij ze ook extra services aanbieden, waaronder pechhulp en track & trace. Afhankelijk van de sensoren in de auto’s beschikken deze serviceaanbieders vaak over meer gegevens dan wordt voorgeschreven in de MSD. Hoe die diensten gepositioneerd worden na de invoering van eCall is nog niet duidelijk: mogelijk zullen eCall en de bestaande diensten integreren tot een ‘eCall plus’. Het verzenden van een sober noodbericht lijkt hoe dan ook slechts het begin. Als alle betrokken partijen klaar zijn voor eCall, zal er met hetzelfde gemak meer en rijkere data vanuit de auto verzonden kunnen worden – met nieuwe, innovatieve diensten tot gevolg.
____
De auteurs
Hans Drolenga en Niels Henkens zijn adviseur Mobiliteit bij Grontmij.