Bij C-ITS gaat het al snel over techniek en over de communicatie tussen voertuigen en weginfrastructuur. Maar gebruikers spelen voorlopig nog een belangrijke rol binnen C-ITS. Hoe zorgen we ervoor dat we ook bij deze cruciale schakel alles op orde hebben?
C-ITS is nog in hoge mate afhankelijk van de gebruiker van de dienst. Denk aan in-car gepresenteerde boodschappen als de adviessnelheid voor een groene golf. Zo’n dienst heeft pas effect als de bestuurder inderdaad z’n snelheid aanpast.
We hebben dan ook alle reden om bij het uitwerken en uitrollen van C-ITS-toepassingen een scherp oog te hebben voor de mens aan het stuur.
Veiligheid en penetratiegraad
Mensgerichtheid betekent eerst en vooral dat we veiligheid als harde eis hanteren: een dienst mag niet afleiden van de rijtaak en de eventuele adviezen moeten veilig kunnen worden opgevolgd.
Belangrijk is ook de penetratiegraad van de C-ITS-dienst. Als je de enige voertuigbestuurder bent die op een in-car adviessnelheid kan reageren, ben je een zonderling op de weg. Bij een bescheiden penetratiegraad lijkt het daarom het beste te beginnen met informatiediensten gericht op anticiperend rijden. Groeit de penetratiegraad, dan kunnen we op strategisch niveau de samenwerking opzoeken en ons bijvoorbeeld via coöperatieve routekeuzes beter over het wegennet verspreiden en zo congestie uitstellen of zelfs voorkomen. Bereiken we echt een serieuze penetratiegraad, dan kunnen we ook op het tactische manoeuvreniveau gaan samenwerken en bijvoorbeeld samen beter ritsen en weven.
Vier voorwaarden voor impact
Oog hebben voor de mens achter het stuur betekent echter ook dat we ervoor zorgen dat de gebruiker van de C-ITS-dienst mee wil doen in het coöperatieve samenspel. Hoe geven we dit vorm? We doen er goed aan op de volgende vier ‘voorwaarden voor succes’ te letten.
Waarnemen. Onderzoek laat zien dat we veel visuele informatie met succes onbewust verwerken. Om ervoor te zorgen dat de boodschap ‘binnenkomt’, hebben we dus geen toeters en bellen nodig – tenzij we willen waarschuwen voor bijvoorbeeld een naderende ambulance. Er moet wel goed worden nagedacht over bijvoorbeeld de grootte en plaats die een melding krijgt op het scherm.
Begrijpen. Dat de boodschap is waargenomen, is geen garantie dat ze begrepen wordt. Gezien de complexiteit van de rijtaak moeten we de lat laag houden, om de chauffeur niet onnodig te belasten. Het gaat om inzicht door overzicht en om het begrijpelijk maken van coöperatieve adviezen. ‘Waarom zou ik 5 minuten omrijden terwijl er ogenschijnlijk een kortere route is?’
Kunnen. Ook de taak die de dienst aan de chauffeur meegeeft, moet eenvoudig zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat een vereiste actie tijdig wordt aangekondigd en waar mogelijk opgeknipt wordt in stapjes: eerst rechts voorsorteren, daarna afslaan.
Willen. De laatste succesvoorwaarde hangt samen met ‘willen’. Is het advies geloofwaardig en past het bij het type chauffeur? Vertrouwt die de informatie en de afzender? In verschillende Talking Traffic-pilots is om die reden een nieuwe use case toegevoegd aan een bestaande dienst, zoals Flitsmeister. Voor gebruikers voelt dat vertrouwd en ze zijn dan meer geneigd hun gedrag aan te passen.
Om het toekomstig ‘willen’ op peil te houden, is het trouwens belangrijk het gewenste gedrag te belonen of te bevestigen. Een klein geluidsignaal kan al volstaan als een ‘goed gedaan’.
Tot slot
De komende jaren zullen we C-ITS introduceren en daarna veilig opschalen langs de as van de penetratiegraad. Maar willen we dat de diensten effect sorteren, dan moeten we daarbovenop letten op het waarnemen, begrijpen, kunnen en willen. Dan pas is er impact.
____
De auteurs
Joost Vandenbossche is hoofd Mobility Lab van Be-Mobile.
Harmen Krusemeijer is adviseur Gedrag bij DTV Consultants.