Op 1 januari 2022 is Zuid-Holland Bereikbaar van start gegaan. In deze nieuwe samenwerkingsorganisatie ‘werken Rijk en regio intensief samen om Zuid-Holland in beweging te houden’, leert de website. Een mooi streven, maar ook een flinke opgave gelet op het groot onderhoud dat de regio de komende jaren te verstouwen krijgt. Hoe wil de organisatie het aanpakken? Volgens directeur René Vrugt zal het vooral hierop aankomen: “Mouwen opstropen en aan de slag!”
Interview: Prof. dr. Henk Meurs.
Zuid-Holland Bereikbaar is een samenwerkingsverband van de provincie Zuid-Holland, Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Rijkswaterstaat, de gemeenten Rotterdam en Den Haag, ProRail, Havenbedrijf Rotterdam en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hun doel is conform de naam: het drukbevolkte en economisch belangrijke Zuid-Holland de komende jaren goed bereikbaar houden. “Dat zal niet meevallen,” vertelt directeur René Vrugt, “maar we beginnen gelukkig niet vanaf scratch. We bouwen voort op het werk van Bereikbaar Haaglanden en Rijnland, BEREIK! en De Verkeersonderneming.”
Vrugt heeft vanaf 15 mei 2021 hard gewerkt om de ‘fusie’ van deze drie organisaties vorm te geven en een werkplan op te stellen voor de nieuwe organisatie. “Afgelopen 1 januari zijn we officieel van start gegaan.”
Wie is directeur René Vrugt?
Met drs. René Vrugt heeft Zuid-Holland Bereikbaar een bestuurder met veel bestuurlijke ervaring in het verkeer- en vervoerdomein. Op z’n cv staan functies als projectdirecteur Mainportontwikkeling Rotterdam (Tweede Maasvlakte), directeur Netwerken en directeur Omgeving, Communicatie en Strategie bij Rijkswaterstaat, en recent nog projectdirecteur Herziening Luchtruim bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Voor welke opgave staan jullie?
“Waar zal ik beginnen? Er wonen 3,7 miljoen mensen in Zuid-Holland, een vijfde van alle inwoners in Nederland. We hebben veel bedrijven, een airport en een enorme haven. Dat alles betekent vanzelf al héél veel verplaatsingen, zowel van personen als van goederen, en een intens gebruik van de infrastructuur.
“Maar wat daar de komende jaren bijkomt, is dat veel infrastructuur onderhouden of vervangen moet worden. De A4, de Van Brienenoordbrug, de A12, A20, N207, diverse railverbindingen en nog veel meer – het gaat de komende jaren allemaal op de schop. In combinatie met onze nieuwbouwagenda heeft dat een enorme impact op de bereikbaarheid. En zoveel snappen we inmiddels wel van de hinderaanpak, dat je alleen wat kan betekenen als je als regio nauw samenwerkt op het gebied van planning van werkzaamheden, mobiliteitsmanagement en verkeersmanagement.”
Met ‘regio’ bedoel je vooral de overheden in de regio?
“Als het gaat om de organisatie Zuid-Holland Bereikbaar dan heb ik het inderdaad over de overheden. Die zijn immers primair verantwoordelijk voor regionale bereikbaarheid en daar worden ook de besluiten genomen.
“Maar in de uitwerking hebben we meer partijen nodig. Bedrijven bijvoorbeeld genereren heel veel mobiliteit en worden ook direct geraakt door onze wegwerkzaamheden en wegafsluitingen. Daar zoeken we als organisatie dus zeker de samenwerking mee – ik ben al in contact met verschillende bedrijven en brancheorganisaties. Hoe we die precies betrekken, werken we de komende tijd uit. Misschien krijgen ze een adviserende rol, zoals in Groningen Bereikbaar, maar zover zijn we nog niet.”
Wat zie je als de belangrijkste taak van Zuid-Holland Bereikbaar?
“Het voornaamste is dat we de hinderopgave oppakken. Maar de regio wil ook verduurzamen en de mobiliteitstransitie stimuleren: dat het minder vanzelfsprekend is om de auto te pakken. Van onze ervaring met De Verkeersonderneming weten we dat grote hinder en de urgentie die daarmee samenhangt, een ideale gelegenheid zijn om bedrijven en mensen te triggeren anders te denken over reispatronen en vervoerspatronen. Die transitie pakken we dus óók mee.”
Hoe ver gaan jullie daarin? Met duurzaamheid en mobiliteitstransities zit je al meer op maatregelen voor de lange termijn. Terwijl hinder beperken bij wegwerkzaamheden de korte termijn is. Willen jullie je dan zowel op de korte als de lange termijn richten?
“Een mobiliteitstransitie staat voor iets blijvends, dus we hopen dat we op de langere termijn impact kunnen maken. Maar wij zijn in het leven geroepen als operationele club. We zijn van hands on, van nú aan de bak met mobiliteitsacties, data-analyses enzovoort. We gaan ons niet met duurzaamheid bemoeien in de zin van: ‘je kan die wijk beter daar plannen en beter zus en zo inrichten om de mobiliteitstransitie te versnellen.’ In de praktijk lopen we vast wel tegen beleidszaken aan die beter of anders hadden gekund. Die mag ik ook signaleren en agenderen. Maar meer dan dat wordt het niet, want we zijn geen beleidsclub.
“Daar komt bij: we hebben onze handen vol aan die korte termijn. Ons kernteam bestaat uit dertig professionals, dus we zullen ook op het operationele vlak niet alles aankunnen. Als er bij ons een verzoek van een wethouder komt voor een ov-probeeractie of zoiets, dan kijken we daarom eerst wat dat oplost voor de regio als geheel. Adviseren kan altijd, maar met uren draaien moeten we voorzichtig zijn.
“Om onze taak af te kaderen, werken we momenteel een basisaanpak uit, met daarin wat we in de deelgebieden willen doen op het gebied van programmeren, plannen, verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement. Daarnaast werken we met projecten, zoals het project Renovatie Van Brienenoordbrug of CID Binckhorst. Daar maken we projectspecifieke afspraken voor. Zo creëren we duidelijkheid over wat men van ons kan verwachten.”
In jullie naam zit ‘bereikbaarheid’. Wat verstaan jullie eronder? Kijk je dan vooral naar autofiles?
“We sluiten aan op de ruime definitie van de Raad van Leefomgeving en Infrastructuur, dus het gaat ons om meer dan alleen de auto. Met ons mobiliteitsmanagement komen we bijvoorbeeld al snel bij het ov en de fiets, dus ‘ov- en fiets-bereikbaarheid’ is voor ons ook essentieel. Maar eer we écht multimodaal zijn en bijvoorbeeld de vaarwegen erbij betrekken… Zover zijn we nog niet. Het is vaak al lastig om wegbeheerders op een lijn te krijgen, laat staan meerdere modaliteiten. Ik zie ons groeipad zo: we klimmen die trap niet met vier treden tegelijk op, maar stap voor stap.
“Onze eerste prioriteit was dat de organisatie staat. Dat is gelukt. We gaan nu aan de slag met het inrichten van een gebiedsaanpak. We willen hierin verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement integreren. Vervolgens richten we ons op data, gedrag en bouwlogistiek. En ja, dan komt daarna de multimodale benadering, met die vaarwegen. We zijn Zuid-Holland Bereikbaar voor minimaal tien jaar aangegaan. We moeten hard aan de slag, maar hebben gelukkig ook wat tijd om de organisatie en het werk helemaal op te bouwen.”
Je noemt iets interessants: verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement integreren. Hoe zie je dat voor je?
“Dat is inderdaad iets unieks in Nederland: verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement onder één dak. Die twee werelden zijn totaal verschillend, maar ik denk dat ze elkaar qua kennis en kunde uitstekend kunnen versterken. Iemand in de verkeerscentrale weet bijvoorbeeld precies wat er allemaal over brug X rijdt, hoe druk het daar is, hoe laat het begint te knellen enzovoort. Maar hij heeft geen idee wie er precies rijden en hoe hij die kan bereiken. De mobiliteitsadviseur heeft dat weer scherp. Hij heeft bovendien een hele serie aanpakken tot z’n beschikking: een werkgeversaanpak, logistieke aanpak, een aanpak voor bewoners, bezoekers en zelfs scholen. Als we die expertise bij elkaar brengen, kun je volgens mij veel meer doen als die brug er vanwege onderhoud uit moet.”
Je kan dan forensen gericht infomeren: hoelang het duurt als ze met de auto gaan of met het ov… en ze daarmee de juiste kant op sturen.
“Precies. Maar dat is alleen nog het dataverhaal: objectieve informatie uit die twee werelden bij elkaar brengen. Ik heb vooral hoge verwachtingen van het samenbrengen van tacit knowledge, wat er in de hoofden van de mensen op die verschillende afdelingen zit. Die kennis is vaak lastig vast te leggen en beschikbaar te stellen. Door mensen gericht te laten samenwerken en kennis te bundelen, komen we tot betere beslissingen: wanneer je wegwerken moet plannen, wie je moet informeren, wat wel werkt, wat niet enzovoort. Die synergie zagen we al op een werkbijeenkomst in Dordrecht, toen we beide groepen samenbrachten en hebben gemixt. Het was gelijk van: mijn datateam kan jou daarbij helpen, maar weet jij hoe dit zit? Enzovoort. Ik ben ervan overtuigd dat je met verkeers- en mobiliteitsmanagement onder één dak echt 1 + 1 = 3 krijgt.”
Nog even terug naar de mobiliteitstransitie. Je zei net dat wegwerkzaamheden een mooie trigger zijn om een gedragsverandering, verduurzaming, te bewerkstelligen. Maar hoe bestendig je dat gedrag?
“Wat we in ieder geval gaan doen, is alle kennis en kunde bundelen. We gaan binnen Zuid-Holland een netwerk organiseren, met deskundigen vanuit de acht samenwerkingspartners. Rotterdam heeft iemand op gedrag zitten, het ministerie ook, Rijkswaterstaat enzovoort. We kennen ook marktpartijen met specialisten in huis. Binnen dat netwerk willen we leren van eerdere ervaringen en onze eigen projecten voeden met gedragskennis, dat weer evalueren en verbeteren. Een structurele gedragsverandering voor elkaar krijgen zal inderdaad niet makkelijk zijn. Maar als we maar bij een paar procent van de weggebruikers wat kunnen bereiken, is dat al grote winst.”
Er wordt al snel geroepen dat die weggebruiker te makkelijk terugvalt in z’n oude gedrag. Maar geldt dat ook niet voor overheden, vervoerders en bedrijven? Voor die paar weken van wegwerkzaamheden wordt er van alles gedaan om bijvoorbeeld het ov aantrekkelijker te maken. Maar zodra de werken over zijn, gaat men weer terug naar af.
“Daar heb je een punt. Maar het leuke is: in de stuurgroep van Zuid-Holland Bereikbaar zit de gedeputeerde, de concessieverlener voor het openbaar vervoer in Zuid-Holland. In de stuurgroep zit ook de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, die weer concessieverlener is voor de RET en de HTM. We hebben dus directe lijntjes om ook binnen die ov-bedrijven de wegwerkzaamheden te gebruiken als hefboom voor veranderingen. Ov-bedrijven hebben door corona klappen gehad, dus ik verwacht dat de bereidheid om reizigers weer echt te ‘winnen’, groot is.”
Een laatste punt. Vanuit De Verkeersonderneming waren jullie veel bezig met innovaties, zoals MaaS en hubs. Wat kunnen we op dat vlak van jullie verwachten?
Onze hands on-mentaliteit geldt ook op dit punt: we willen het praktisch maken. We zullen aansluiten bij ontwikkelingen als Mobility as a Service en er gebruik van maken. Maar we gaan zelf geen technologische pilots trekken. Onze innovatie zit vooral in de nieuwe werkwijze toepassen in gebieden.
“Dat is hoe we er nu in staan. De samenwerking is voor tien jaar, dus er kan nog veel veranderen. Vooralsnog houden we de scope graag scherp: bereikbaarheid garanderen tijdens al die grote werkzaamheden en die urgentie aangrijpen om te verduurzamen. Binnen die scope gaan we alles uit de kast halen. Ik ben bestuurder geworden van een stichting. Die heeft een raad van toezicht, maar ik heb echt veel ruimte voor initiatieven. Die ruimte gaan we gebruiken ook. We hebben er zin in!”