Op 29 april 2009 heeft de Adviescommissie Verkeersinformatie (ACVI) haar eindrapport aan minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat aangeboden. De taakomschrijving die Jan Laan en zijn mede-commissieleden kregen was even ruim als relevant: adviseer de minister hoe de publieke en private werelden op het gebied van de inwinning en distributie van verkeersinformatie beter met elkaar kunnen samenwerken. In een gesprek met NM Magazine licht Jan Laan de aan de minister uitgebrachte adviezen nader toe.
Jan Laan: “We moeten bestuurlijke horizontale lagen doorbreken”
De AVCI was een vervolg van de eveneens door Laan getrokken Adviescommissie Gedragsregels Verkeersinformatie die door toenmalig minister Tineke Netelenbos in 2002 in het leven was geroepen. Doel van die eerdere Commissie Laan was om gedragsregels op te stellen voor het verbeteren van de inwinning en verspreiding van verkeersinformatie. Netelenbos’ opvolgster mevrouw Karla Peijs gaf de AVCI opdracht om met praktische aanbevelingen te komen omtrent de in de vorige commissie gedane beleidsadviezen ten aanzien van de gedragsregels rond de informatievoorziening. Oud-wethouder Verkeer en Vervoer van Rotterdam, oud-burgemeester van Nieuwegein en tot februari 2008 directeur ROM Rijnmond drs. Jan Laan was voorzitter van deze twee adviescommissies.
In haar rapport en in de begeleidende aanbiedingsbrief doet de Commissie Laan aanbevelingen voor het aanpassen van de relatie en de leveringsovereenkomst tussen Verkeerscentrum Nederland van Rijkswaterstaat en de service providers van verkeersinformatie. De verhoudingen zijn volgens de commissie ACVI intussen aanzienlijk verbeterd. De Nationale Databank Wegverkeersgegevens, NDW, is een belangrijke spil in de informatievoorziening, al zal ze nog veel verder moeten uitgroeien om daadwerkelijk een nationale databank te zijn. De commissie pleit ook voor het beter structureren van het strategische en tactische overleg tussen overheden en marktpartijen en het organiseren van een informatiemarktplaats waar publieke partijen ingewonnen informatie kunnen aanleveren en service providers de informatie kunnen afnemen. Voor aspecten rond verkeersmanagement en verkeersinformatie in relatie tot wegkant- en in-carsystemen, en in latere instantie rond beprijzen, doet de commissie het voorstel een uitvoeringsgericht ‘nationaal programma’ van projecten en pilots op te zetten. “Zo’n nationaal programma […] kan de consistentie van handelen tussen overheden c.q. wegbeheerders bevorderen, innovaties bewerkstelligen en de samenwerking tussen partijen en de doorwerking van beleid naar uitvoering vergroten. Het nationaal programma zou onder verantwoordelijkheid van het Nationaal Mobiliteitsberaad tot stand kunnen komen. De nieuw te vormen strategische commissie of beraad kan hierbij een adviserende rol vervullen”, benadrukt de commissie in de aanbiedingsbrief.
Wat was destijds de aanleiding voor mevrouw Peijs om zo’n betrekkelijk zwaar instrument als een adviescommissie in te zetten?
“In de vorige commissie Laan hadden we wel gedragsregels opgesteld, maar ook geconstateerd dat het met de samenwerking tussen Rijkswaterstaat en private partijen als het ging om de inwinning en verspreiding van verkeersinformatie, nog helemaal niet lekker liep. Het was dan ook een doorbraak toen ons rapport zonder al te grote aanpassingen door de minister aan de Tweede Kamer werd aangeboden. De inwinning van verkeersgegevens zou door Rijkswaterstaat worden gedaan, maar de distributie zou worden overgelaten aan private partijen. Die scheiding was duidelijk. Maar er treedt ook overlap op. Bijvoorbeeld bij het ingrijpen van het openbaar bestuur bij calamiteiten of als de veiligheid in het geding is. Daarvoor is goed strategisch overleg noodzakelijk. Dan moeten verkeersstromen worden gereguleerd door dynamisch verkeersmanagement en door het verstrekken van verkeersinformatie. Hoe dwingend doe ik dat? Er blijven in het veld van verkeersinformatie permanent van dit soort, vaak schurende, problemen rijzen. Er moet een zekere regie worden gevoerd en die rol ligt meestal bij de overheid. De financiële crisis heeft op een ander gebied opnieuw aangetoond dat een vrije markt prima is, maar dat die wel onderworpen moet zijn aan enkele elementaire regels. Onze opdracht als ACVI was om te kijken hoe de gedragsregels in het veld uitgewerkt konden worden. We waren eigenlijk niet eens zozeer een adviescommissie als wel een overlegplatform.”
Hoe is dat de afgelopen vier jaar gegaan?
“Dat heeft binnen de commissie soms heftige discussies opgeleverd. Kijk, binnen de verkeerscentrales wordt op operationeel niveau goed met elkaar samengewerkt en worden maatregelen op elkaar afgestemd. Uitvoerend gaat het best goed. Op tactische niveau heeft Connekt groepen georganiseerd bestaande uit mensen van gemeentelijke verkeersdiensten en het bedrijfsleven om gezamenlijk regels op te stellen bijvoorbeeld over het bepalen van routes door stedelijke gebieden. In samenwerking met TomTom en andere leveranciers van navigatiesystemen moeten daar natuurlijk procedures over worden afgesproken. Dat gebeurt nu. Maar op strategisch niveau, het niveau waar knopen worden doorgehakt en de verdeling van de verantwoordelijkheden plaats vindt, is helemaal geen overlegstructuur, niks. En de problemen die in de commissie naar voren kwamen, lagen juist op dat strategische niveau. Het blijkt dat de technologie de verschillende partijen steeds afhankelijker van elkaar maakt. Goede verkeersinformatie is bijvoorbeeld absoluut afhankelijk van de integratie tussen hoofdwegennet en onderliggende wegennet. Op dat vlak is er wel samenwerking tussen de verschillende wegbeheerders aan het ontstaan, maar dat kan veel beter. Er moeten allerlei protocollen worden afgesproken, en die protocollen moeten dan weer geaccordeerd worden door de directeuren van gemeenten en stadsregio’s onder wie het valt. Dat is nog een heel diffuus gebied, ook bestuurlijk, en daar is ook flink over gediscussieerd.
Op het laatst hebben we binnen de commissie in een klein groepje nog met elkaar stilgestaan bij de vraag: wat mag de lokale overheid zelf doen in dit geheel? Bijvoorbeeld als er een stremming is in de Maastunnel of IJtunnel? Die vraag ligt nog steeds op tafel. En zo komen er steeds weer zaken naar boven die deels wel opgelost worden, maar deels ook nog zijn blijven liggen.”
Wat zou er dan moeten gebeuren volgens u?
“Het is nu aan de minister om onze aanbevelingen op te pakken. Omdat het werkterrein van verkeersinformatie het domein van Rijkswaterstaat ontstijgt, moet er op een of andere manier een vorm van regie komen om de verschillende lijnen en lijntjes bij elkaar te krijgen. Natuurlijk hoef je niet alles precies te regelen, je kunt ook zaken overlaten aan het spel der krachten, met andere woorden aan de markt. Maar er moet iemand zijn die dat hele systeem een beetje ordent. NDW is een basis waar alles zo’n beetje samenkomt, en het zou in de lijn van de rede liggen te verwachten dat het ministerie dat ook oppakt. Kijk, de private partijen hebben de technische kennis wel in huis. Dat speelt een rol en heeft een rol gespeeld bij het uitzetten van de tenders voor NDW. Maar het is ontzettend belangrijk dat iemand die regisseursrol gaat vervullen. Er moet een kleine groep komen die de hoofdlijnen die uit het tactische overleg naar voren komen omzet in strategische adviezen. En dan moet de minister maar directieven geven. Dat kwam telkens weer naar voren in de discussies binnen de commissie.”
Welke specifieke aanknopingspunten zijn er in het advies van de commissie met verkeersmanagement en netwerkmanagement?
“Voor dynamisch verkeersmanagement en voor netwerkmanagement is samenwerking tussen de verschillende wegbeheerders en met de service providers van verkeersinformatie natuurlijk cruciaal. Het is goed om er rekening mee te houden dat onder invloed van de private wereld, en dan met name door de snelle technologische ontwikkelingen, het bestuurlijke management verandert. Onze oude bestuurlijke configuratie in Nederland werkt niet meer. Verkeer is net als water een lastig fenomeen: het trekt zich niets van grenzen aan, zeker niet van bestuurlijke. We moeten die bestuurlijke, horizontale lagen dus zien te doorbreken. En dan hebben we ook nog de barrières tussen de publieke en private wereld die doorbroken moeten worden. In mijn ogen betekent ‘netwerkmanagement’ dat je door bestaande structuren heen gaat om het gewenste resultaat te bereiken. Vaak is de techniek niet het probleem maar de organisatie.”
Is het door u voorgestelde Nationaal Programma Verkeersmanagement daar een instrument voor?
“Jazeker. Daar breng je deskundigheid op technisch en organisatorisch gebied bij elkaar. Daar breng je de mensen bij elkaar en kun je gezamenlijk tot een oplossing komen. Daar komen de strategische vragen aan bod, zowel op het gebied van verkeersmanagement als op het gebied van mobiliteitsmanagement, en kan er gepraat worden over welke richting we op gaan en welke informatie we daarvoor nodig hebben. Daar vindt de ordening plaats. Minister Eurlings was heel erg geïnteresseerd in onze voorstellen. Het woord is nu aan hem.”
Tekst: Peter Driesprong