Tijdens de ‘intelligente lockdown’ zag NS het aantal treinreizigers kelderen met maar liefst 93 procent. Dat is een ramp op zich. Maar de ov-organisatie vraagt zich ook bezorgd af wat al die klanten in de toekomst gaan doen. Om dat scherp te krijgen, benaderden NS en TU Delft het NS-panel met een serie vragen. Bijna 46.000 panelleden deden mee aan het onderzoek.
Hoe zal het reizen eruit zien in de tijd ná corona? Zullen de ‘pre-corona’ klanten van NS dan weer hun oude reisgedrag vertonen? Of zeurt de crisis ook op langere termijn door? Om deze potentiële gedragsverandering te registreren zijn we als NS en TU Delft een groot longitudinaal onderzoek gestart. Dit houdt in dat we dezelfde groep mensen op meerdere momenten een (deels) identieke vragenlijst voorleggen. We kunnen zo het gedrag, de beleving en de intentie van de groep volgen tijdens het afbouwen van de beperkende maatregelen – tot het nieuwe ‘normaal’ is bereikt.
We hebben 100.000 NS-panelleden benaderd voor deelname aan dit ‘coronaonderzoek’. Zo’n 46.000 panelleden hebben meegedaan. Die hebben we bevraagd over hun activiteitenpatroon en reisgedrag in een gemiddelde week vóór de coronacrisis en in de week 17-25 april 2020 – midden in de intelligente lockdown. We zijn daarnaast ingegaan op het werken en studeren in coronatijd en op de intenties en verwachtingen omtrent het reizen ná de crisis.
Verandert het reisgedrag?
Andere studies lieten al zien dat het reisgedrag van Nederlanders is veranderd door de lockdown. Dat is ook wat ons onderzoek uitwijst. Figuur 1 toont enkele resultaten. Opvallend is dat volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid en het Nederlands Verplaatsingspanel we meer zijn gaan fietsen en lopen, maar dat we dat niet in onze resultaten terugzien. Uit ander onderzoek weten we dat ov-gebruikers toch al relatief veel fietsen en lopen.
Ons onderzoek laat tevens zien dat onze panelleden de auto minder vaak gebruiken in coronatijd, maar dat de auto ook weer niet stilstaat: het groen/geel-aandeel in de figuur (= 1 dag of meer per week) blijft ongeveer gelijk. Bij de trein en bus/tram/metro zien we in groen/geel juist een enorme daling: de trein zakt van 37 naar 7 procent en de bus/tram/metro van 29 naar 7.
Verder zien we een grote stijging in thuiswerken: waar voorheen 23 procent 1 dag of meer per week thuiswerken rapporteerde, lag dat in onze meetweek in april op 49 procent.
Duiding
Om de daling in het gebruik van de trein beter te kunnen duiden, hebben we gevraagd wat de belangrijkste reden was voor onze panelleden om niet met de trein te reizen. Bijna de helft, 49 procent, voerde aan dat ze simpelweg het advies van de overheid opvolgden om het ov te mijden. 29 procent antwoordde dat ze niet te dicht bij medereizigers wilden staan of zitten en 7 procent gaf aan de trein te mijden omdat hun baas dit graag zag of omdat het kantoor/school dicht was.
Een andere onderzoeksvraag betreft specifiek degenen die toch (af en toe) met de trein reizen: maken zij in coronatijd andere keuzes met betrekking tot het voor- en natransport? We zien een toename in het aandeel mensen dat naar het station loopt, van 25 naar 33 procent. Deze toename gaat ten koste van het gebruik van bus/tram/metro (18 naar 15), maar gek genoeg ook ten koste van de fiets (45 naar 41). Wat het natransport betreft zien we juist een toename in het gebruik van de fiets (12 naar 15) en van de auto, als passagier (3 naar 8). Ook in dit geval gaat deze toename grotendeels ten koste van het aandeel bus/tram/metro (27 naar 21 procent).
We hebben nog niet kunnen vaststellen of reizigers echt van vervoermiddel veranderen voor hun voor- en natransport of dat de groep die in coronatijd toch met de trein reist, simpelweg ander gedrag vertoont dan de gemiddelde treinreiziger.
Impact op mening over vervoermiddelen
Attitude en reisgedrag beïnvloeden elkaar. In hoeverre heeft de coronacrisis – het (verplicht) thuiswerken, negatieve berichtgeving over het ov enzovoort – de attitudes van mensen veranderd? Figuur 2 laat zien in hoeverre de panelleden positiever dan wel negatiever zijn gaan denken over de verschillende vervoerwijzen.
Opvallend is dat de crisis heeft bijgedragen aan een fors negatievere mening over de luchtvaart. Ook is meer dan de helft van de respondenten negatiever gaan denken over het ov. Lopen en fietsen worden door een groot deel van de mensen juist positiever ervaren, respectievelijk door 28 en 25 procent. Men is ook positiever gaan denken over thuiswerken als alternatief voor (reizen naar en) werken op kantoor.
Op het thuiswerken zijn we in onze enquête nog wat dieper ingegaan – zie hiervoor figuur 3. Meer dan 60 procent van de reizigers kan zich goed concentreren thuis en voelt zichzelf voldoende productief. Ook hebben de meeste (inmiddels) een goede thuiswerkplek en ervaart men over het algemeen voldoende ondersteuning van de werkgever. Daartegenover staat dat nog altijd zo’n 20 procent van onze respondenten werken vanuit huis niet als prettig ervaart en/of hier niet productief genoeg is.
Reisgedrag in post-corona tijdperk
We zullen in vervolgonderzoeken kijken hoe de coronacrisis het reisgedrag de komende tijd nog beïnvloedt, maar we hebben de NS-panelleden alvast gevraagd naar hoe ze in het ‘post-coronatijdperk’ verwachten te reizen. Een ruime meerderheid, 64 procent, van de respondenten denkt z’n oude reisgedrag weer op te pakken, terwijl 19 procent verwacht z’n reisgedrag aan te passen.
Alle verwachtingen hebben we samengevat in figuur 4. De grootste veranderingen betreffen de frequentie van het thuiswerken: 37 procent denkt ook na de crisis meer thuis te gaan werken, vergeleken met het niveau vóór corona. Ook verwacht 25 procent van de reizigers meer buiten de (auto- of ov-) spits te gaan reizen.
Wat betreft het openbaar vervoer verwacht het grootste deel van de respondenten in post-coronatijd minder de trein, tram, bus of metro te pakken. Meer dan een kwart van de panelleden verwacht meer te gaan lopen en fietsen. Deelmobiliteit – diensten als OV-fiets, Felyx en Greenwheels – heeft het meest negatieve verwachtingspatroon. Dit kan erg nadelig werken voor de potentie van deelvervoer als voor- en natransport bij de trein. Wat betreft de auto zijn de verwachtingen meer gebalanceerd, ongeveer net zoveel respondenten verwachten meer gebruik te gaan maken van de auto als minder gebruik: 15 tegenover 14 procent.
Hoe verder?
De eerste resultaten van ons longitudinale ‘coronaonderzoek’ naar het reisgedrag onder NS-panelleden laten zien dat ons reisgedrag veranderd is. Dat is uiteraard geen verrassing, maar het onderzoek toont ook aan dat deze veranderingen in reisgedrag mogelijk deels doorzetten naar de toekomst. In hoeverre de verwachtingen van onze panelleden ook echt gerealiseerd worden, zullen we de komende tijd volgen. Begin juni zijn enkele maatregelen versoepeld waardoor we een nieuwe fase ingaan met potentieel ander reisgedrag en andere ervaringen. Eind juni leggen we daarom een tweede vragenlijst aan de respondenten voor.
We hopen dan meteen een scherper beeld te krijgen van de verbanden tussen attitude, ervaringen, reisgedrag en verwachtingen. Wordt vervolgd dus!
_____
De auteurs
Dr. ir. Danique Ton, dr. ir Dorine Duives dr. ir. Niels van Oort zijn respectievelijk postdoctoraal onderzoeker, universitair docent Actieve modaliteiten en co-director van het Smart Public Transport Lab aan de TU Delft.
Dr. Mark van Hagen, drs. Valerie Severens, drs. Menno de Bruijn zijn respectievelijk consultant, marktonderzoeker en teamleider Transportation Research bij de NS.