Het grote aantal filegolven op de A58 terugdringen – dit uitdagende doel alleen al is een reden om het project Spookfiles A58 goed in de gaten te houden. Maar extra bijzonder is het feit dat het project een opstapje is naar een de facto standaard voor coöperatieve technologie. Wat is er al bereikt op dit vlak?
Op de A58 Eindhoven-Tilburg komen beduidend meer filegolven voor dan op een gemiddelde Nederlandse snelweg: maar liefst 30% van de files richting Tilburg en 40% van de files richting Eindhoven zijn ‘spookfiles’, tegenover 20% voor heel Nederland. Het traject is niet voor niets aangewezen als praktijklab voor het ontwikkelen van een innovatieve in-car dienst die filegolven voorkomt of op z’n minst indamt. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, provincie Noord-Brabant, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en Rijkswaterstaat zijn elf consortia afgelopen januari begonnen met fase 1 van het project Spookfiles A58: het design.
Functioneel onafhankelijk
Een in-car dienst ontwikkelen die filegolven tegengaat, is een uitdaging op zich. Denk aan de zeer actuele en geografisch nauwkeurige data die nodig zijn om vlot en gericht te reageren wanneer een golf dreigt te ontstaan. Die data moet ook razendsnel worden ‘omgezet’ in een strategisch juist advies, rekening houdend met de verkeerssituatie op dat moment. En het advies zal decentraal, via voertuig-wegkant coördinatie, aan de reizigers moeten worden gecommuniceerd.
Gezien de inspanningen om tot zo’n dienst te komen, zou het bepaald kosteninefficiënt zijn om alle benodigde systemen zo op te zetten dat ze uitsluitend voor de spookfiledienst geschikt zijn. Van meet af aan is er dan ook naar gestreefd om de uiteindelijke spookfiledienst ‘los te maken’ van de onderliggende ict-structuren. De dienst zou bovendien moeten bestaan uit verschillende functioneel onafhankelijke subdiensten. Dat maakt het insteken van andere diensten en toepassingen mogelijk.
Aan deze voorwaarde wordt op dit moment niet voldaan: bestaande producten en diensten van marktpartijen die gebruikt zouden kunnen worden, moeten nog worden ontrafeld tot modules. Die kunnen de consortia dan als dienst in een horizontale markt op commerciële basis aanbieden. Voorwaarde voor zo’n aanpak is dat er koppelvlakken komen waarop de (sub)diensten kunnen worden ‘geklikt’.
Resultaten
De elf consortia hebben tot eind mei intensief samengewerkt aan de gemeenschappelijke ICT-architectuur en de koppelvlakken. Gezien het belang van de koppelvlakken is er veel moeite gedaan om de verschillende stakeholders te betrekken en te komen tot een eenduidige terminologie en een gedeeld inzicht. Dat is gelukt: de elf consortia hebben met inbreng van Rijkswaterstaat de Operational Concept Description en het Solution Design gespecificeerd. Hierin is een High Level Architecture gedefinieerd waarin de koppelvlakken zijn aangegeven. Die zijn vervolgens in werkgroepen functioneel beschreven.
Zeven van de elf consortia is uiteindelijk de opdracht gegund om de verschillende onderdelen van de spookfiledienst uit te werken. De bedoeling is dat de dienst medio oktober ‘live’ gaat als proof of concept. Indien de dienst ook in de praktijk goed en veilig werkt, zullen vanaf november Brabantse weggebruikers die dagelijks in de spits tussen Tilburg en Eindhoven rijden, de primeur krijgen: hun wordt dan de unieke kans geboden om niet alleen sneller en veiliger te reizen, maar ook aan de wieg te staan van coöperatief rijden.
___
De auteurs
Bram Hendrix is beleidsadviseur bij het SRE en projectleider van het project Spookfiles A58.
Oene Kerstjens is adviseur ITS bij SISTRON.