“We moeten verder kijken dan auto en ov”

Eind maart organiseerden NDW en NDOV gezamenlijk een congres over data. Het doel was de (data)werelden van wegverkeer en openbaar vervoer dichter bij elkaar te brengen – en dat is in een tijd van mobiliteitsmanagement, multimodale routeplanners en MaaS geen overbodige luxe. Maar hoe zien NDW en NDOV dat precies voor zich? NM Magazine sprak met Frits Brouwer, directeur NDW, en Nico van Paridon, voorzitter van de stuurgroep NDOV.

 
Je zou ze zusjes kunnen noemen, de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW) en Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV). In de eerste werken de publieke wegbeheerders samen aan het inwinnen, opslaan en distribueren van gegevens over het wegverkeer. NDOV richt zich namens de ov-autoriteiten op het beschikbaar stellen en verbeteren van de kwaliteit van ov-reisinformatie. Beide organisaties doen dat al meer dan tien jaar.

NDW en NDOV hebben hun datawerk het afgelopen decennium vooral ‘los’ van elkaar gedaan, maar inmiddels weten ze elkaar aardig te vinden. Zo organiseerden ze op 29 maart 2018 samen Drive4Data, een congres over ‘mobiliteitsdata in het tijdperk van smart mobility en MaaS’.

Nico van Paridon, NDOV
In vergelijking met 2007 zitten we inderdaad in een heel ander tijdperk. Wat zijn voor jullie als ‘databasebeheerders’ de belangrijkste ontwikkelingen?

Nico van Paridon, NDOV: “Ik denk dat de belangrijkste is dat de vraag naar data zo exponentieel groeit. Van die data verwachten we ook steeds meer: het moet nauwkeurig en liefst gepersonaliseerd, gezien alle toepassingen en diensten die ervan afhankelijk zijn. Denk alleen maar aan de data die je nodig hebt voor een ontwikkeling als MaaS, Mobility as a Service.”

Frits Brouwer, NDW: “En met toepassingen als MaaS en mobiliteitsmanagement vervaagt ook de scheiding tussen de vervoersmodaliteiten. Eén enkele reis kan nu gemakkelijk per auto, ov én huurfiets worden afgelegd.”

Frits Brouwer. NDW
Aan welke nieuwe datastromen en informatie is behoefte? Wat betekent dat voor jullie?

Brouwer: “Wat dat multimodale betreft is het goed dat we als NDW en NDOV meer de samenwerking zoeken. Dat voornemen hebben we op het congres ook nadrukkelijk uitgesproken. Maar multimodaal betekent dat we verder moeten kijken dan alleen auto en ov: de fiets is minstens zo belangrijk. Daarom hebben we op het afgelopen Nationaal Fietscongres in juni allebei de Nationale Intentieverklaring Fietsdata ondertekend, samen met Tour de Force, SHPV, CROW en MOGIN en in aanwezigheid van staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat Stientje van Veldhoven. We willen er met elkaar voor zorgen dat ook fietsdata snel beschikbaar komen.”

Van Paridon: “Het is wel belangrijk dat we de balans blijven zoeken. We moeten open staan voor nieuwe ontwikkelingen, maar tegelijkertijd moeten we onze kerntaken wel perfect blijven uitvoeren – de basis moet op orde zijn. Als NDOV merken we dat onze opdracht om ov-data in beeld te brengen en te beheren, nu al veel verder rijkt dan ‘ouderwetse’ ov-reisinformatie. Afgelopen jaren hebben we vooruitgang geboekt met onder meer haltedata, KAR [Korte Afstands Radio – red.] en sociale veiligheid. Door de MaaS-ontwikkelingen komen er nog veel meer vragen op ons af. Het is zaak die nieuwe taken met behoud van kwaliteit op te pakken.”

Brouwer: “Ik noemde al fietsdata. Maar denk ook aan de mogelijkheden van weergegevens – voor mij als oud-directeur van het KNMI een inkoppertje. Door die data te koppelen aan verkeersgegevens, kunnen we de kans op ongevallen en vertragingen beter bepalen.
Een informatiesoort waar met name verkeerscentrales om vragen, is een verkeersverwachting van bijvoorbeeld een half uur vooruit.”

Van Paridon: “Wat voor beleidsmakers, ov-ondernemingen én reizigers ook heel nuttig is, zijn bezettingsgraden van het ov: wanneer is het waar druk? En als we weer even aan MaaS denken, dan is informatie over beschikbaarheid van ov-fietsen, deelauto’s en parkeerplaatsen belangrijk. Koppel die data aan reserveringsmogelijkheden en je bent al een eind op weg met MaaS.”

Dat is nogal een lijst. Wat is ervoor nodig om aan die databehoefte te voldoen?

Brouwer: “Twee zaken. Ten eerste steeds meer databronnen ontsluiten, uit de weg, uit de auto, desnoods uit satellieten. En ten tweede data science-technieken gebruiken om uit die data relevante informatie te halen. Wat zijn bijvoorbeeld de belangrijkste voorspellers voor de te verwachten verkeersdrukte over een half uur? Met big data moeten we dat kunnen achterhalen.”

Van Paridon: “Eens! Maar we moeten ook goed nadenken over de standaarden, de privacy en de governance van deze data. Dus vóór elke nieuwe stap moeten we de basis goed neerzetten.”

In hoeverre is het de taak van overheden – jullie zijn samenwerkingsorganisaties van overheden – om ervoor te zorgen dát deze data beschikbaar komen?

Brouwer: “De overheid moet het samen met de markt doen. Wat je momenteel ziet is dat de real-time data voor route-informatie steeds meer uit de markt komt. Wegbeheerders bouwen zelfs al wat wegkantapparatuur af, vanwege de mogelijkheden van floating car data als bron voor bijvoorbeeld DRIP-teksten over vertraging. Data die van belang zijn voor het monitoren van randvoorwaarden als verkeersveiligheid en milieu, zijn natuurlijk wel typisch ‘des overheids’.”

Van Paridon: “Je moet als overheid duidelijke afspraken en regels over onder meer standaardisatie maken, maar daarna de markt de ruimte geven om maximaal te innoveren en te concurreren. Neem een MaaS-platform waar mobiliteitsaanbieders hun diensten aanbieden en waar consumenten kunnen plannen, boeken en betalen: mijns inziens is het het beste als de overheid spelregels afspreekt en een governance opstelt voor de standaarden en hoe partijen zich tot elkaar en tot elkaars data verhouden. Maar deze governance moet zo licht mogelijk zijn.”

Terug even naar jullie samenwerking. Jullie stelden net al vast dat een nauwere samenwerking nuttig zou zijn. Hebben jullie daar concrete plannen voor?

Brouwer: “Op communicatiegebied weten we elkaar goed te vinden – het congres heeft dat bewezen. Maar een concreet plan voor verdere samenwerking hebben we op dit moment niet.”

Van Paridon: “Na het congres hebben we geconstateerd dat er voldoende reden is om de samenwerking in alle openheid verder te onderzoeken. Dat is waar we nu staan.”

Brouwer: “Zaken waarin we onze samenwerking zouden kunnen uitbouwen, zijn onze IT-processen en onze standaardisatie-activiteiten, BISON en MOGIN. Ook het onderwerp wegwerkzaamheden is interessant: betere informatie daarover is van belang voor de personenauto’s en het ov! We zitten gelukkig allebei in Utrecht, dus daar zal het niet aan liggen.”

Dus? Hoe zien jullie de organisaties over vijf jaar? Hebben we dan één groot ‘NDWOV’?

Brouwer: “Ach, wie weet. Belangrijker dan fuseren is dat de wegbeheerders en de ov-autoriteiten optimaal ondersteund worden op datagebied en dat we als overheid zoveel mogelijk gegevens als open data beschikbaar stellen voor hergebruik. Als fusie dan handig is, zal dat wel blijken. Maar doe dan fietsdata en parkeerdata er ook maar gelijk bij!”

 

NDW en NDOV in internationaal perspectief

 
Frits Brouwer, NDW: “Ik sprak laatst met de voorzitter van Vemodis, de brancheorganisatie van serviceproviders voor verkeersinformatie. Zijn bedrijf werkt veel in het buitenland en hij benadrukte dat nergens de beschikbaarheid van open verkeersdata zo goed geregeld is als in Nederland met NDW. Als er buitenlandse gasten op bezoek komen, staan ze ook altijd verbaasd dat ons samenwerkingsverband van wegbeheerders op vrijwillige basis mogelijk is. We hebben echt wel reden om trots te zijn!”

Nico van Paridon, NDOV: “Op internationale ov-congressen hoor ik partijen vaak benadrukken hoe belangrijk het is om open en betrouwbare data te hebben. Er is dan altijd wel een regio of stad die z’n plannen presenteert om dat voor elkaar te krijgen. Als ik vervolgens vertel dat we dit in Nederland al tien jaar lang geregeld hebben, landsbreed, dan kijkt men toch wel op. Volgens mij zijn we wat dat aangaat, uniek in de wereld.”