We moeten uiteraard ons best doen om hinder zoveel mogelijk te beperken. Maar misschien moeten we ook eens af van de illusie van de oneindigheid van infrastructuur. Hoogleraar Wijnand Veeneman van TU Delft zet ons graag met beide voeten op de grond.
“Infrastructuren liggen daar maar. Auto’s razen er overheen. Treinen zoeven door. Soms liggen ze ook verstopt onder de grond. Je draait aan de kraan en je krijgt water. Je knipt de schakelaar om en de elektronen beginnen te dansen. En decennia hoefden we ons er niet in te verdiepen, want achter de schermen en onder de grond werd geregeld dat infrastructuur oneindig kon lijken. De echte eindigheid was makkelijk over het hoofd te zien.
Illusie
Natuurlijk, boven de grond was af en toe een file of stond een rijtje treinen stil. Gingen we oplossen. Maar voor de leveranciers van capaciteit werd de eindigheid steeds prangender. Ruimte, tekort. Geld, beperkt. Kooldioxide, te veel. Stikstof, moet minder. Ze maakten noodgedwongen ‘benutten’ het adagium: het bestaande gebruiken voor meer. Voor de gebruikers bleef de illusie dat infrastructuur oneindig was, zo nog langer in stand.
Ook voor de politiek bleef sneller, verder en meer aantrekkelijk. Toch een extra rijbaan, ook al weten we dat dit op langere termijn een bredere file oplevert of stilstaande auto’s iets verderop. De oneindigheid nog even vasthouden. “Dit is het probleem, dit project lost het op”, dat is de oude taal die daarbij hoort.
Realiteit
In de wetenschap wijzen we al tijden op de beperkingen, op de afhankelijkheden die de eindigheid in beeld brengen. Infrastructuur is niet oneindig. Stroom, onbeschikbaar. Water, tekort. Weg, te vol. Trein, te druk. Om velerlei redenen. Langzaam wordt iedereen met de neus op de feiten gedrukt en dringt de realiteit door, voorbij de beheerders die het al veel langer in beeld hadden. Het eind van een tijdperk, een illusionair tijdperk. De uitbreidbaarheid van infrastructuur is eindig. Infrastructuur is eindig. De boel op orde houden in die eindigheid, dat is al een opgave op zich. Daar zit een hoop werk aan.
De uitbreidbaarheid van infrastructuur is eindig. Infrastructuur is eindig. De boel op orde houden in die eindigheid, dat is al een opgave op zich.
Integraal
Dat werk komt in volle hevigheid op ons af. En daar rest ons niets anders dan elkaar vast te houden en ieders belang en bijdrage te bundelen om veel slimmer met deze realiteit om te gaan. Dat heet dan een integrale, regionale aanpak, over projecten heen. Dat is het schaalniveau waar beheerders, bouwers, bedrijven en burgers samen kunnen gaan bedenken wat te doen. Dat vraagt ook om nieuwe taal: “Dit is de realiteit, en zo gaan we er samen mee om.”
Dat is de onontkoombare rationale van de hinderaanpak. We houden de boel op orde, plussen misschien nog iets bij of katten iets om. Dat zal al een hoop werk vragen. Van iedereen, dus beheerders, bouwers, bedrijven en burgers. Met volle aandacht om rond de opgave de inspanningen van iedereen slim op elkaar af te stemmen, zodat die optellen tot iets wat werkt, dat werkt voor iedereen. Binnen de steeds zichtbaarder eindigheid van infrastructuur.
Dus de volgende keer dat u op een opgebroken weg stuit, de volgende keer dat uw trein niet of om rijdt, de volgende keer dat u de knop omdraait, indrukt, aanklikt en het werkt even niet: welkom in het nieuwe tijdperk. Er wordt keihard voor u gewerkt om het op orde te krijgen, maar oneindig was het nooit. En als u in de sector werkt: bedenk dat de gebruikers simpelweg te lang in de waan van oneindigheid zijn gelaten. Zullen we elkaar veel opzoeken om samen te bekijken hoe ze dit naar tevredenheid kunnen aanpakken?”